Leg de karbonades tussen twee hersluitbare plastic zakken en sla ze plat met een vleeshamer tot een dikte van ong. 4 mm. Snij vetrandjes weg, en maak een paar insneden langs de rand zodat de randen minder opkrullen tijdens het bakken.
Meng de bloem, 1 theelepel zout en peper samen in een kom. Klop het ei en de melk samen in een andere kom, en meng in een derde kom het paneermeel samen met het paprikapoeder. Haal de karbonade eerst door het bloemmengsel, dan in het eimengsel en daarna door het paneermeel.
Verhit de plantaardige olie in een grote koekenpan op middelhoog vuur. Bak niet meer dan twee karbonades per keer. Bak de karbonades goudbruin (niet meer roze van binnen), ong. 3 tot 4 minuten per kant. Leg de karbonades in een warme oven om ze warm te houden.
Giet de kippenbouillon in de pan waar je de karbonades in hebt gebakken. Zet het vuur laag, en schraap over de onderkant van de pan om bakvet los te maken. Laat de bouillon sudderen. Pak een kom en meng de dille, 1/2 theelepel zout, en zure room samen. Klop met een garde ongeveer 60 ml hete bouillon door het zure roommengsel, en giet het geheel dan weer terug in de pan. Verwarm tot de saus goed warm en dikker is geworden, ongeveer 5 minuten. Serveer met de karbonades.